Tegenwoordig moet alles opvallen, hoe flitsender hoe mooier men het vindt. Vroeger was men veel bescheidener, mensen kleden zich haast allemaal hetzelfde. Ook in de natuur is er niet altijd de noodzaak om op te vallen. Sommige vogels zijn dan ook nauwelijks te ontdekken, meestal is het hun roep of zang, die onze ogen een kant op trekt. Hoe vroeger je nu op pad gaat, hoe meer je kunt genieten van de vogelzang. Rond 5:30 uur gaan de eersten al voorzichtig beginnen met hun zang. De merel zit dan al op zijn zangpost, zo’n beetje midden in zijn territorium. Vroeger hoorden we hem beter, nu zijn bijna alle ramen prima geïsoleerd, in het verleden was dat maar een dun glasplaatje. Nee voor het leren kennen van de vogels moet je vroeg opstaan en de natuur in. De vroegste zanger is echter de roodstaart die zingt al anderhalf uur voor zonsopgang.

Volgorde

Een hulpje bij het herkennen van vogels is de volgorde waarin ze te horen zijn. De eerste is dus de roodstaart, dan volgt de veldleeuwerik, die we helaas steeds minder horen en zien. De daarop volgende is wel een bekende, de zanglijster begint ongeveer 70 minuten voor zonsopgang. 10 minuten later volgt dan de bekende merel, waarvan bijna iedereen wel de zang kent. Net iets later valt de winterkoning in, een klein opdondertje, met wel een heel harde stem, maar een aangename stem. Een drie kwartier voor de zon opkomt begint een bescheidener vogeltje te zingen, het pimpelmeesje. Een 15 minuten later volgt een gemakkelijk te herkennen vogeltje de tjiftjaf, als je goed luistert hoor je hem zijn eigen naam roepen. Dat zijn nog maar de best herkenbare, die eigen naam roepers. Er zijn ook echte imitators, de volgende is er zo eentje, de spreeuw. In wijk de Biezen zit er zo eentje, die de wulp nadoet en zo zijn er spreeuwen die ook een tureluur na kunnen doen. Een heel bekende imitatie is een spreeuw die een ringtone nadoet. Het is een beetje afhankelijk waar de betreffende spreeuwen opgegroeid zijn en welke tonen ze ingeprent hebben gekregen.

Herkenning

Vogels, je herkent ze het gemakkelijkst aan hun zang, maar sommige kun je ook goed herkennen aan hun kleur. Dat zijn meestal dan wel opvallende vogels, een gemakkelijke om te beginnen. De roodborst dankt zijn naam aan zijn felgekleurde borst en is dus simpel te herkennen. Als je deze hoort zingen, dan is het nog een kunst hem te vinden, ondanks dat hij een rode borst heeft. Over het algemeen zit hij vrij laag en echt niet ver weg. Mensen die regelmatig in hun tuin werken zullen hem vaak tegen komen. Hij is brutaal en weet waar er wat te halen is en dat is bij ons die aan het werk zijn in de tuin. We jagen door onze werkzaamheden insecten op en dat zijn mooie prooitjes voor de roodborst. Een ander goed te herkennen vogeltje is de putter, ook wel distelvink genoemd. Een opvallende verschijning, met zijn rode koppie, de gele flanken en zwart met witte stippen aan zijn vleugels, deze is niet te verwarren met andere vogels. De koolmees kennen we vanzelfsprekend allemaal, het is zowat de meest voorkomende vogel in dorp en stad.

Klein

Vooral de kleine bruine en grijze vogeltjes zijn voor de beginneling moeilijk uit elkaar te houden. De winterkoning kennen we nog wel, met zijn opvallende opgewipte staartje, een driftig vogeltje, dat van tak tot tak springt, meestal laag bij de grond. Daar begint ook veel kennis mee, wetenwaar een vogel zich ophoudt. Zie je bramen, dan moet je gelijk denken aan de grasmus, die zit graag in het topje van de braam. Ik heb er maar voor de zekerheid een afbeelding bij gedaan. Het is een goede zanger, als hij zingt zie je de opvallende witte keelveertjes trillen, daarnaast heeft hij een lichtbruin petje. En als we het dan toch over petjes hebben, gaan we het gelijk maar over de zwartkop hebben. Een lichtgrijze borst, een donkergrijze bovenkant en altijd met een petje, dat is de zwartkop. Voor ouderen is er een ezelsbruggetje, om man en vrouw uit elkander te houden. Het mannetje heeft een zwart petje, net zoals veel mannen vroeger een zwart alpinopetje droegen. Vrouwen droegen indertijd een bruine pet, zo ook het vrouwtje van de zwartkop, kunt u het nog volgen?

Kennis

Vogels kennen het is een sport, maar wel een hele leuke sport. Het is het combineren van een aantal dingen. Omgeving, zang, kleur, gedrag en tijd van het jaar spelen mee bij herkenning. Door veel op pad te zijn, ga je dingen inprenten en wordt de herkenning steeds gemakkelijker. De echte kenner weet aan een omgeving meestal al wat er zoal voor komt. Met name randen van bossen zijn een plek waar je veel soorten kunt verwachten. Vogels hebben daar hun nesten, dus ook hun zangposten, met uitzicht op hun gebied waar ze voedsel zoeken. Loop je bij elzen, dan kan je putters verwachten, die zijn gek op elzenproppen, waar ze het zaad uit peuteren. Open gebied met hier en daar wat hogere struik, daar moet je alert zijn op de roodborsttapuit. Vanaf het topje van een dergelijke struik kijkt hij uit naar langs vliegende insecten, een snelle vlucht en hij heeft ze te pakken. Vaak vliegt hij dan terug naar zijn uitkijkpost.

Rode lijst

Veel vogels staan tegenwoordig op de rode lijst, een lijst die helaas steeds langer wordt. Grotendeels komt dat, hoe kan het ook anders, door ons als mensen. Het grondgebruik is enorm veranderd, deels door groei van de bevolking en de daarmee samengaande industriële revolutie. Meer mensen dat leidt tot meer woningen, meer behoefte aan producten, dus meer industrie. Het grondgebruik op het platteland is geheel veranderd. Kleine akkertjes, weilanden enz. groeiden uit tot eindeloze vlakten. Houtwallen verdwenen, geriefbosjes werden gekapt, er moest brood op de plank komen. De bewoners van die kleine landschapselementen verdwenen daardoor even snel De tijd is niet terug te draaien, toch moet de mens zich eens achter de oren krabben. Willen we dit nog wel, of zeggen we ho, we zijn tevreden met wat we hebben, hopelijk komen we op tijd tot bezinning.

Christ Grootzwagers, Natuurvereniging Ken en Geniet