In de aanloop van de Regionale Veteranendag in Dongen op 28 oktober, interviewt Weekblad Dongen drie heel verschillende Dongense militaire veteranen over hun ervaringen. Deze week het woord aan Irene Stappaerts, de jongste veteraan in deze serie. Zij vertrok in 2017 naar Irak.

Door Ruth Wilmans

Irene Stappaerts is 30 jaar en woont in ’s Gravenmoer. Irene houdt van actie en niet van een 9 tot 5 mentaliteit. Ze stapte met 18 jaar over van de jeugdbrandweer naar defensie. Daar werkt ze nu 12,5 jaar, inclusief de opleiding van 4 jaar. “Het was de tijd van missies naar Afghanistan. ’Ik zag mezelf daar rondlopen en iets betekenen voor de veiligheid, misschien een beetje idealistisch maar toch.” Irene heeft de rang van kapitein, een officiersfunctie tussen luitenant en majoor. Haar gebruikelijke werkplaats is vliegbasis Woensdrecht. Irene doet de logistiek voor de onderdelen van alle F16-vliegtuigen. “Dat gaat over bouten en moeren, radars, vliegtuigsensoren, communicatiesystemen tot complete vliegtuigmotoren. Ik ben zelf geen vechter, maar ik zorg er wel voor dat mijn collega’s kunnen vechten.”

Koerden

In 2017 wordt de jonge kapitein van 24 jaar voor vier maanden naar Irak uitgezonden. De missie krijgt als opdracht Koerdische strijders te trainen in hun strijd tegen IS. Het was ook de tijd van de video’s van door IS gemartelde en vermoorde mensen. “Wij zaten in Erbil in het noorden van Irak, een relatief veilig gebied. Het was mijn eerste uitzending en ik was enthousiast. Maar ook gezond voorzichtig, want IS was erg onvoorspelbaar. De Koerden vochten bij Mosul, zo’n 80 km verderop.”

De poort uit

Irene werd verantwoordelijk voor de hele inkoop voor een basis van 120 man. Door haar functie, mocht zij de poort uit om van alles te kopen en te huren wat er voor de basis nodig was. “Ik zorgde onder andere voor eten, toetsenborden, verf, auto’s en graafmachines, of inhuren van bouwvakkers. Irene ging nooit alleen de poort uit. Zij nam altijd een stevige collega mee, bij voorkeur een infanterist. “Wij gingen in burgerkleding om de plaatselijke bevolking niet zenuwachtig te maken, maar reden wel in een gepantserd burgervoertuig, en we hadden onze lange wapens, scherfvest en helm mee. Er kan altijd iets gebeuren en je moet zorgen voor je veiligheid.”

Leeftijdsgenoten

Door de aard van haar taak, kwam Irene veel in aanraking met de plaatselijke bevolking. De Irakese contacten hadden wel door dat zij degene was die bepaalde hoe het ging. Zij is altijd respectvol behandeld. Irene had veel contact met Siver, een plaatselijke handelaar. Hij sprak vloeiend Nederlands, want hij woonde tien jaar in Nederland. Hij ging terug omdat hij iets wilde betekenen voor zijn land. “We zijn leeftijdgenoten. We waren twee mensen die in dezelfde levensfase zitten, maar die in twee compleet andere werelden leven. Ik was erg nieuwsgierig. Hij kon mij veel vertellen over hoe Irak veranderd was in de loop der jaren, door alle oorlogen en opstanden. Hij vertelde ook dat hij zich niet onveilig voelt en hij hoopt heel erg dat de nieuwe generatie Irakezen het land weer zullen opbouwen tot een stabiel en welvarend land. Hij wist wel hoe lastig dat is met de verschillende geloven en met de geschiedenis van Irak.

Mindset

Soms ging Irene met de rode baretten op rit naar een andere basis en kreeg uitleg over contactdrills; wat te doen als je wordt aangevallen. “Ik ben dus geen vechter. Mijn collega’s zeiden tegen mij: ‘Irene, doe gewoon je hoofd naar beneden en laat het ons afhandelen, want de kans is groter dat je ons raakt dan jij de vijand raakt.’ Dat vond ik helemaal goed. Gelukkig heb ik geen gevechtssituatie meegemaakt en ik heb me nooit onveilig gevoeld.” Wel merkte ze dat de Afghanistan veteranen, zoals haar majoor, een andere mindset hadden. Toen ze eens met een konvooi terugkwam van een basis in het noorden, kreeg Irene spontaan een dikke knuffel van hem. Hij was zo blij dat ze weer veilig terug was. Irene realiseerde zich dat de majoor had meegemaakt dat mensen de poort uit gingen en niet terugkwamen.

Regelmaat is veiligheid

Het enige waar Irene zich op uitzending druk over hoefde te maken is wat er dààr op dàt moment gebeurde. Een uitgezonden militair heeft geen sociale agenda met vrienden of familie. Men zit met de collega’s in een vast ritme, waar alles is geregeld; eten, slapen en de was doen. “Het is een autistisch ritme, vier maanden hetzelfde,” zegt Irene. “Maar ritme en regelmaat is ook veiligheid. Als er iets afwijkt, dan kan het zijn dat het onveilig is. Je bent in een omgeving waar het mis kàn gaan. Bijvoorbeeld, als je midden in de nacht uit je bed wordt geroepen, dan weet je dat het niet goed is. Rust en regelmaat is nodig om alert te kunnen zijn, op het moment waarop dat van je verwacht wordt.”

Aanstaan

Irak was gelukkig geen Afghanistan of Bosnië. Maar met de onvoorspelbaarheid van IS moesten de militairen goed blijven opletten en altijd hun persoonlijke beschermingsmiddelen bij zich hebben. ”Je blijft heel bewust, je loopt de hele dag met een wapen op je heup. Dat is confronterend, maar je moet jezelf kunnen verdedigen op het moment dat het nodig is. Je staat continu aan, ook als je slaapt. Je kent de geluidjes. Is er een ander geluid, dan is iedereen wakker.” Irene vertelt dat op een keer, drie kilometer verder, een munitieopslag ontplofte en dat het klonk alsof er een mortier was ingeslagen. Iedereen stond onmiddellijk klaar.

Wennen

Toen Irene na vier maanden weer thuis kwam, moest ze flink wennen aan de wereld hier. ”Ik moest boodschappen doen in mijn eentje, en dat gaf flinke storing in mijn hoofd! Vier maanden lang mocht ik nooit in mijn eentje weg. Of ik lag in bed en dacht; wat is het hier stil! Geen geluid op de gang, geen airco’s, geen overvliegende helikopters. Daar moest ik echt aan wennen. Het duurde na thuiskomen zeker een aantal weken voordat het verdwenen was. Bij sommigen verdwijnt het nooit. Die komen met PTSS thuis te zitten. Als je echt in gevechtssituaties hebt gezeten, dat doet echt iets met een mens.”

Vet leuk

Irene heeft zeker een goede tijd gehad. Ze heeft veel geleerd en is gegroeid als mens, vertelt ze. Ze kijkt ook terug met trots. ”Ik heb van betekenis kunnen zijn. Want door de inzet van onze training hadden de Koerden een grotere kans om te overleven op het slagveld. Ik ben er trots op dat ik militair ben. Dat ik iets kan betekenen voor Nederland en de internationale situatie. Ook al is het maar heel klein, ik draag bij aan het groter geheel. Het militair zijn is een onderdeel geworden van wie ik ben. Ik blijf het ook absoluut doen. Zeker gezien de ontwikkelingen die er nu in de wereld zijn. Het is prachtig om bij defensie te werken. Ik kom in de buurt van tanks, F16’s en helikopters. Veel mensen vinden dat echt vet. Voor mij is het mijn dagelijks werk! Maar het staat voorop dat ik mijn werk gewoon heel leuk vind.”