Door Ruth Wilmans
”Zomaar plots. Kwamen ze met hun zagen, de ochtendrust verstorend. Een lichte zon gaf door de ochtendnevel nog omfloerst licht op mijn prachtig gekleurde bladertooi. Ik word ineens vastgepakt en onthoofd en mijn stam valt krachteloos neer op de wal naast de vijver waar ik ben opgegroeid. Geen tijd om me te verweren. Losgeschud blad dwarrelt nog terug op mijn standplaats. Ook mijn wortels blijven. Met opgeheven bladerkroon laat ik me wegvoeren. Ik ben al snel versnipperd. Tak en blad, schors en hout. Ik zal nederig worden en tot humus uitgestrooid. Misschien dat ik verderleef in de herinnering.”