Anderhalf jaar geleden heb ik, na een lange voorgeschiedenis, een paar pittige operaties ondergaan. Alles is nu rechtgetrokken en ik functioneer weer. Alleen hebben delen van mijn lijf na die operaties besloten om voor zichzelf te beginnen en laten mij dan vaak gewoon aan mijn lot over, want ik kan ineens omkukelen tijdens een wandeling ofzo. Mijn eigenwijsheid heeft mij heel lang op de been gehouden, gewoon omdat ik niet kan toegeven dat het lopen voortaan voor mij een beperking zal zijn. En dan mijn Lief. Hij groeit zo ongeveer scheef omdat ik zijn arm áltijd nodig heb als we ergens heen gaan. Hij valt echt uit elkaar van goedheid, niks is teveel, klagen doet hij nooit... tenzij we spruiten eten.

Vele malen is mij een loophulpmiddel aangeraden om risico van vallen te vermijden. Evenzovele malen won mijn ijdelheid het van deskundige adviezen. Ach, ik struikel wel eens over het vloerkleed. Ga ik wél aan de wandel dan kijk ik altijd waar er bankjes staan en soms moet ik steun zoeken tegen een gevel of een boom o.i.d., maar een hulpmiddel? Ik? Moi? Ik heb mijn auto toch, en dan is er ook altijd nog de arm van mijn lief, dus wát nou! En dit sukkelt zo al heel lang voort. Hoewel ik me niet laat kisten raak ik versnelt versleten en weet ik me, tegen alle natuurwetten in, elke dag weer staande te houden. Vandaag lukt dat even niet zo goed. Lief is de hele dag weg en heeft zijn arm meegenomen dus laat ik zonder zijn steun onze hond Hummer uit. Eenmaal weer thuis zijg ik als een zak warme zult op de bank neer en val in slaap.

Mijn langverwachte brievenbuspakketje maakt me met een plof in de op de deurmat wakker. Ik kom met een kreun van de bank af en ga naar de gang. Met het doosje in mijn hand loop ik terug naar de kamer en verlies ik mijn evenwicht weer eens een keer omdat ik amper gevoel in mijn voeten heb. Het volgende gebeurt in luttele seconden: mijn ene voet staat op de andere, ik kan (heel wonderlijk) ineens een paar passen rennen omdat mijn benen elk hun eigen weg gaan. Gelukkig staan de eetkamerstoelen met wieltjes binnen handbereik waardoor ik even door kan blijven ’rennen’ met twee stoelen tegelijk nog wel. Zij rijden me naar het vloerkleed en daar stroppen ze op de rand. Eén stoel vliegt zelfstandig door naar de achterdeur, de andere zit nog even vast aan mijn hand, valt op het kleine tafeltje en vernietigt een vol glas met koude thee. Ik pletter met mijn gezicht op de leuning van de bank en schreeuw dingen naar God, alsof Hij er wat aan kan doen.

Als ik weer normaal kan ademen en alles wat in mijn lijf verplaatst is weer goed zit, ruim ik de theezooi op en zet de stoelen terug.

Het is genoeg! Ik ben het zat! Ik pak mijn telefoon en neem maatregelen.

Ik ben zelfs verdrietig geweest om te moeten kiezen voor een loophulpmiddel. Het is een hele stap. Maar ik kan het ook níet doen en gewoon binnen blijven, of voor altijd zoeken naar steunpunten en bankjes terwijl ik buiten loop. Of misschien ruk ik in een moment van instabiliteit de arm van mijn Lief er wel af als we de weg oversteken. Als ik dit bedenk ben ik toch wel blij met mijn beslissing en ook dat niemand me uit de bosjes hoeft te trekken omdat ik daar al wankelend ben ingesukkeld. Dus zo.

Het heeft lang geduurd maar nou is-ie er dan toch eindelijk! Wat was die drempel hoog! Maar na een flinke strijd met mezelf zijn we nog maatjes geworden ook! Ik noem hem ’mijn Jeep’ omdat ik geen rollator wil. Ik verheug me nu al op de dingen die ik met Jeep kan doen en, niet in de laatste plaats, Manlief heeft gewoon zijn arm weer terug.