Zaterdag 24 februari waren Loek Zoutendijk en Ada (Aad) Fransen zestig jaar getrouwd. Op hun trouwdag kregen zij bezoek van wethouder Denise Kunst. ’s Middags vierde het paar feest met een etentje voor de hele familie. Twee dagen later vertellen Loek en Aad hun verhaal aan het Weekblad. Dochter Carla had de afspraak geregeld, zorgde voor iets lekkers bij de koffie en bezorgde zo haar ouders alweer een verrassing voor hun zestigjarig huwelijk.

door Lia van Gool

‘Lang zal ze leven’

“Wij dachten al, waarom kom je op maandagochtend koffiedrinken?”, zei het verraste paar tegen dochter Carla. “Nu snappen wij het.” En zij vertellen meteen dat zaterdagochtend iedereen in de kamer stond toen zij beneden kwamen. “Met z’n allen zongen ze ‘lang zal ze leven’. Omdat Aad nog niet beneden was, hebben ze nog een keer gezongen.”

Ingeburgerd

Loek en Aad Zoutendijk-Fransen wonen al vanaf maart 1966 in de Grutterijstraat in ’s Gravenmoer. Een hele overgang voor de Amsterdamse Aad en Haagse Loek. Zij hebben het prima naar hun zin in ’s Gravenmoer en zijn goed ingeburgerd in het dorp. “Toen wij hier kwamen wonen, was er aan de overkant van de straat allemaal nog weiland. Er zou een trapveldje komen, maar later hebben ze toch nog huizen gebouwd.” Loek Zoutendijk werd geboren op 4 januari 1936 in Den Haag (’s Gravenhage, zoals hij later zelf zegt). Hij is de jongste telg uit een gezin van vier kinderen. Een broer woont in Rijkswijk, twee zussen emigreerden naar Nieuw-Zeeland en één zus is inmiddels overleden. Ook de moeder van Loek woonde een paar jaar in Nieuw-Zeeland. Ada (Aad) Fransen werd op 18 januari 1943 geboren in Amsterdam. Zij is de middelste van drie kinderen en de ‘enige meid’. Haar broers wonen in Almere en Purmerend.

‘De rooie’

Loek zat op kamers in Amsterdam en woonde daar op zolder. De hospita van Loek was naaister en Aad werkte op een atelier. Daar kwam Aad de hospita van Loek regelmatig tegen. ‘De rooie’, zoals Aad de hospita noemt (‘ze had rood haar’), zei tegen Aad: “Dat is wat voor jou, wat er nu bij mij op kamers zit.” En zo begon de liefde tussen Aad en Loek. In het pand woonden meer mensen op kamers. “We hoorden ’s avonds de deuren piepen en toen kwamen de zusters bij de dokters op bezoek”, lacht Aad. Aad werkte als coupeuse op de Wallen, in de Warmoesstraat, om de hoek van de Zeedijk. “Wij hadden goed contact met de meiden daar. We zaten er midden in.”

‘s Gravenmoer

Na hun huwelijk woonde het paar op een heel klein kamertje in Amsterdam. Daar werd hun eerste zoon geboren. Omdat die woonruimte te klein was, zocht Loek naar een baan met een woning erbij. Zo kwam hij in 1966 bij het Waterschap terecht, waar hij tot zijn pensioen heeft gewerkt. Bij die baan was een woning in ’s Gravenmoer beschikbaar. Voordat Aad ook naar het zuiden verhuisde, heeft Loek ‘in de kost gezeten bij Versteeg in de Vaart’. In ’s Gravenmoer kreeg het paar nog twee kinderen, een dochter en een zoon. Inmiddels hebben zij vijf kleinkinderen en vier achterkleinkinderen. Kaatsheuvel verhuisde.

‘Geneuk’

In het begin moesten Aad en Loek wel wennen aan het Brabantse dialect. “Anton de melkboer kwam met paard en wagen aan de deur. Hij maakte grapjes over het feit dat er, als hij belde, zoveel vrouwen naar hem toekwamen. Toen hij het een keer had over ‘al dat geneuk’, snapte ik niet dat hij dat zomaar kon zeggen. In Amsterdam betekende dat heel iets anders”, zegt Aad. Als het over Amsterdam gaat, vertelt Aad dat zij vroeger regelmatig met de drie kinderen met de trein naar Amsterdam ging in het weekeinde. “Loek kwam ons dan ophalen, met z’n allen in een Renaultje 4. Dat begaf het op een gegeven moment toen wij in ’s Gravenmoer aankwamen.” De ouders van Aad vonden het trouwens niet zo’n goed idee dat hun enige dochter in ’s Gravenmoer ging wonen. “Gaan jullie in dat gat wonen?”, zeiden ze. “Eén keer remmen en je bent er door heen. Later kwamen zij wel regelmatig op de brommer vanuit Amsterdam naar ons toe.”

Actief

Om in te burgeren waren Aad en Loek actief in het verenigingsleven. Zo organiseerden zij de avondvierdaagse in ’s Gravenmoer, richtten een buurtvereniging op en organiseerden twee jaar de Zomerspelen. Loek deed bovendien veel voor de EHBO, de Zonnebloem, reed de buurtbus, bracht maaltijden rond en was actief bij ONI. Ook Aad was vrijwilliger bij ONI in de kantine. Als Loek het hilarische verhaal over Aad vertelt, ligt zij krom van het lachen. “Op een gegeven moment zag ik dat de diepvrieskist openstond. Er hingen een paar benen uit. Dat bleek Aad te zijn. Die wilde iets uit de diepvries halen en kon er niet meer uitkomen. Ik heb zo gelachen.”

Aubade

De verhalen blijven komen, over het Waterschap en de keren dat Loek ’s nachts zijn bed uit moest voor zijn werk, over de keer dat muziekvereniging Crescendo een aubade kwam brengen, heeft gedronken, over de keren dat Loek thuis kwam met de auto en de kinderen bij hem op de schoot zaten in die auto en zelf mochten rijden. En over zoon Rob, die zo’n hekel had aan school dat hij zich losrukte uit de hand van zijn moeder en terug naar huis liep. “Ik ben hem gaan halen en ik heb hem weer teruggebracht. Uiteindelijk is het wel goed gekomen met hem.”

Koeienvlaaien

Als gezin hebben ze vele mooie uitstapjes gemaakt. Vakanties waren er in Nederland en Duitsland: met de vouwwagen en een los tentje. Iedereen heeft daar mooie herinneringen aan overgehouden.

Toen Loek met pensioen was is het paar vier maanden naar Nieuw-Zeeland geweest, op bezoek bij de zussen van Loek. Het was de eerste keer dat het paar ging vliegen. “De oudste zus van Loek was vijftig jaar getrouwd. Wij zijn naar Singapore gevlogen, dat duurde twaalf uur, we zijn daar drie nachten gelgeven. In Nieuw-Zeeland hebben wij het Noorder- en het Zuidereiland bezocht.” Ook gingen Aad en Loek regelmatig naar Duitsland en Oostenrijk. Een keer viel Aad, toen zij aan het langlaufen waren en kwam midden in de koeienvlaaien terecht. Ze moet nu nog lachen als ze daar aan terug denkt.

‘Lieve heer’

Tot slot nog één anekdote. “Tijdens een reisje met de Zonnebloem schoot een rolstoel de helling af. Er zat een priester in. Die zat te bidden ‘lieve heer, ik kom naar u toe’,” lacht Loek. “Gelukkig is het goed gekomen.”

Steenbokken

Aad en Loek genieten volop van het leven, ondanks een aantal lichamelijke ongemakken en gebreken. “Wij genieten volop, gaan sjoelen in De Geubel, gaan naar de bejaardenmiddag en eten daar ook.” Tips om het zestig jaar met elkaar vol te houden? “Gewoon ademhalen”, zegt Loek, “ook al ben ik soms wat grommerig. Wij zijn twee steenbokken bij elkaar.”

Schatten van mensen

Het laatste woord is aan dochter Carla; “Tot zover in een notendop het wel en wee van deze schatten van mensen waarmee we hopelijk nog vele mooie herinneringen mogen maken...”