Jet van der Sar-Zwets is op 30 januari honderd jaar geworden. Zij heeft, samen met haar man Piet van der Sar, jarenlang aan de Hoofdstraat in ’s Gravenmoer gewoond. Nu woont ze in verzorgingshuis De Stroming in Waspik. Jet van der Sar las altijd ‘het Dongens krantje’ omdat ze wilde weten wat er gebeurde in de omgeving. Het verhaal van Jet wordt grotendeels verteld door dochter Marjo, met instemming van Jet. Als Marjo iets vertelt, luistert Jet aandachtig en als er iets niet klopt, vult zij het aan. Dochter Marjo vertelt dat ze uit een gezin komt met drie kinderen. Jet vult aan: “Ik heb een stuk of drie kinderen, geloof ik.” En dat klopt: Ella, Dik en Marjo.

door Lia van Gool

Witte huisje

“Ik heb in ’s Gravenmoer gewoond, maar ik ben geboren in ’t Veer”, zegt Jet van der Sar. “Ik ben getrouwd met Piet van der Sar uit ’s Gravenmoer.” Jet woonde vijfenzestig jaar aan de Hoofdstraat in ’s Gravenmoer (‘in dat witte huisje’). Zij had daar een winkel, haar man Piet was smid. Hij maakte stalinrichtingen en melkmachientjes. Later ging hij silo’s maken. Marjo vond dat indrukwekkend. “Er stond een wals in de werkplaats, een ‘bullebak’ van een machine. Er was altijd herrie.” In de loop der jaren is de smederij uitgebreid en er was te weinig ruimte aan de Hoofdstraat om de zaak voort te zetten. Zoon Dik nam de zaak over.

Voldoening

Jet woonde graag in het witte huisje. “Dat was een soort stal. Die hebben wij opgeknapt tot woning..” Ik heb alles geverfd”, zegt Jet. “De schilder zei dat het ‘er verrekte goed’ uitzag.” Het viel niet tegen, vindt Jet, om te schilderen. Lachend zegt zij: ”Ik doe af en toe wel eens iets goed.” Marjo vertelt dat haar moeder altijd alles aangepakt heeft. “Zij zeurde nooit, zette haar schouders eronder en dat gaf voldoening.” Na jaren in het witte huisje gewoond te hebben, verhuisde het gezin later naar het huis ernaast, op nummer 83. Jet is daar altijd blijven wonen tot ze, op haar 95ste jaar, verhuisde naar De Stroming. Zoon Dik heeft lang bij zijn moeder gewoond. Ella en Marjo ‘woonden om de hoek’.

Twee etalages

De winkel van Jet aan de Hoofdstraat 83a, was eerst de kruidenierszaak van opa en oma, zegt Marjo. Toen Jet de winkel overnam, veranderde het assortiment. Jet verkocht er huishoudelijke artikelen en gereedschap. Marjo: “Het was een soort kruising tussen de Blokker en de Boerenbond. De winkel had twee etalages. Daan de ene kant stonden de huishoudelijke artikelen, zoals spullen van Brabantia en mooie kopjes, aan de andere kant gereedschap en rubber laarzen.”

Permanenten

Jet deed alles, de winkel en het huishouden. “Dat ging allemaal. Als je iets wilt, dan kun je het allemaal.” Voor haar winkel koos zij zelf de collectie. “Er kwamen vertegenwoordigers langs en ik koos spullen uit.” Zo verkocht Jet Engelse kop- en schotels met bloemetjes. Die waren er in een dameskopje en een herenkopje. Het dameskopje was kleiner. Ook verkocht Jet het zo kenmerkende Brabantia, in de kleuren bruin, beige en oranje.” En je kon sparen, Ringzegels, rood met geel waren die. “Als een spaarkaart vol was, kreeg je twee gulden vijftig!” Marjo vult aan: “Je verkocht ook plakplastic, moeder, met motieven zoals je hier op tafel ziet, weet je nog?” Nee, dat weet Jet niet meer. Als Jet een vrije middag had, ging ze bijvoorbeeld naar de kapper om haar haar te laten permanenten. ”Nu hoeft dat niet meer”, vindt Jet. “Laat dat oude haar maar hangen nu.” Ook ging Jet op haar vrije middag naar Ella om te genieten van haar kleinkinderen.

‘Slimme oude ondeugd’

Tijd voor een vrouwenvereniging of koor had Jet van der Sar niet. “Dat was veel te druk allemaal. Als de winkel dicht was, moest ik rekeningen schrijven en de boekhouding doen.” Jet omschrijft zichzelf als ‘een slimme oude ondeugd’. Haar ogen glimmen als ze dat zegt. In de winkel stond altijd een blikje met hartjes en schuimpjes voor de kinderen die er kwamen. En er was een grote weegschaal, want de spijkers werden in die tijd nog per kilo verkocht! Soms hielpen de kinderen wel eens mee. “Meestal wisten we niet waar iets lag. Dan zij moeder ‘daar en daar ligt het’. Zij kwam ons pas helpen als de gehaktballen niet meer verbrandden.”

‘Sjagrijnen’

Marjo vindt het fijn dat haar ouders, hoewel ze aan het werk waren, altijd thuis waren voor de kinderen. “Als ik vroeg waar ons moeder was, was het antwoord in de keuken of op de zolder.” Jet lacht: “Jullie waren me altijd kwijt.” Jet vertelt dat zij zelf altijd vrolijk was. “Je gaat toch niet lopen ‘sjagrijnen’ in huis. Ik heb me netjes gedragen en af en toe was er tijd voor een grapje.”

Advocaatje

Bij het gezin Van der Sar stond het eten rond half 6 op tafel. “Mijn vader ging om half 7 weer aan het werk tot een uur of half 10. Kees van Hees en Jan Trommelen kwamen hem ’s avonds helpen. Als het werk klaar was, dronken ze bij ons in de keuken twee flesjes bier. Dar was heel gezellig. Ook rookten ze een sigaretje.” Moeder Jet heeft nooit gerookt. Wel houdt ze van een borreltje. “Ook nu vind ik een borreltje nog wel eens lekker”, zegt de honderdjarige. “Op maandagavond krijgen we hier een advocaatje met slagroom.”

Breien

Jet hield vroeger van borduren en breien. “Toen ze gepensioneerd was, heeft zij veel truien voor haar vijf kleinkinderen gebreid. Moeder was modieus, ging met de tijd mee. Wij gingen wol halen in Rijen.” De kleinkinderen waren altijd blij met de truien die oma gebreid had. De man van Jet was blij dat zij altijd wat te doen had, hij zei dan: “Als ze niks te doen heeft, dan gaat ze maauwen”, zegt Jet. “Ik kan toch niet met m’n erreme over elkaar gaan zitten.” Op zondag breien deed Jet in het begin niet, want ‘wat je op zondag breit, kun je op maandag uithalen, want dat gaat fout’. “Dat is niet waar hoor, er gebeurde niks mee.”

Chocoladevlokken

In 1989 stopte Jet met de winkel om te gaan genieten van haar pensioen. Jet paste op haar kleinkinderen bij haar thuis. “Dat vonden ze gezellig. De kleinkinderen weten nog dat ze beschuit te eten kregen met heel veel chocoladevlokken. Er werd nooit moeilijk gedaan. Ook regen ze zoveel koekjes en snoepjes als ze wilden. En mijn vader stopte de kleinkinderen vaak muntjes toe, die híj uit zijn broekzak haalde.”

‘Ouw wijf’

Het geheim om honderd jaar te worden? “Ik weet het niet. Ik ben het geworre en je bent het. Ik ben een ouw wijf.” Jet lacht om zichzelf, als ze dit zegt. “Oude mevrouw is zo zeikerig.” Jet is iemand die van lol en ondeugd houdt, ook op haar honderdste.

Leuk?

Soms vraagt Marjo aan haar moeder of ze het leven nog leuk vindt? “Ja wat denk je, zegt ze dan? Doodgaan kan altijd nog.” Op dat moment zitten Marjo en Jet hand in hand. Een vertederend moment. Ineens zegt Jet: “Weet ik dat nog? Soms ben ik dingen vergeten.” Jet mijmert even. “Mensen kennen mij uit de winkel. Dat is voorbij, maar het is leuk om er even over te praten.”

Zingen

Aan de andere kant van de ruimte klinkt muziek: ‘ga met me mee om de wereld m’n kind, kom kus me en ga met me mee’. Jet, Marjo en de verslaggever zingen even mee. Het wordt tijd om een eind te maken aan het gesprek. Natuurlijk heeft Jet het laatste woord. “Heb je ook de ondeugd opgeschreven?”

Ben jij honderd jaar oud of ken je iemand die deze bijzondere mijlpaal heeft bereikt? We zijn op zoek naar eeuwelingen om hun verhalen en ervaringen te delen. Of het nu gaat om herinneringen, advies of gewoon een inspirerend verhaal, we willen het graag horen! Neem contact met ons op als je wilt bijdragen aan het delen van deze buitengewone levensverhalen, via dongen@emdejong.nl