Het was iets voor tien uur vrijdagochtend. Ik wilde mijn tas en mijn pasjes pakken, want ik had om 10.00 uur een afspraak voor een interview. De avond daarvoor was er een raadsvergadering geweest, het was een lange avond met een ‘derde helft’, en het was best een leuke avond geweest. Misschien dat ik daarom niet zo wakker was…

Ik zocht mijn pasjes op de vaste plaats in mijn tas: niets….! Paniek! Nog een keer in mijn tas gekeken op de vaste plek, maar mijn pasjes waren er niet. Mijn hele tas leeggegooid (en je weet wat een rommel dat met zich meebrengt, in ieder geval de vrouwen onder ons snappen dat). Nog steeds niets. Nog een keer gekeken: in mijn jaszak, in de auto. In mijn pasjespaniek belde ik snel degene met wie ik de interviewafspraak had. Geen probleem, we konden gewoon opnieuw afspreken.

In (pasjes-)paniek belde ik Hans, die nog boven was. Door mijn paniek vergat hij om met de traplift naar beneden te komen. Ik was op zoek naar het telefoonnummer van de bank om mijn pasjes te laten blokkeren. Dat had ik nog niet gevonden, toen Hans al naar het gemeentehuis aan het bellen was. Hij vroeg of de bode er was en legde uit waarom. Helaas, die was ‘niet in huis’. De bode zou terugbellen als hij weer in het gemeentehuis was. Maar Hans had al het mobiele nummer van de bode gevraagd en belde hem zelf. Hans legde uit dat ik waarschijnlijk mijn pasjes verloren of vergeten was de vorige avond, tijdens of na de raadsvergadering. De bode vertelde dat hij onderweg was. Zodra hij terug op het gemeentehuis zou zijn, ging hij kijken of mijn pasjes nog in de raadszaal lagen of in de hal van het gemeentehuis. Wat een geluk dat de bode zo attent was. Intussen wilde ik eigenlijk het liefst naar het gemeentehuis rijden om zelf naar mijn pasjes te zoeken. Dat heb ik maar niet gedaan. Ik besloot om even te wachten tot de bode zou reageren. Daarom had ik ook nog niet naar de bank gebeld.

De pasjespaniek bleef. Hoe kan dat nou, hoe kan ik die pasjes nu kwijt zijn. Ik raak nooit iets kwijt en zeker niet zoiets als mijn pasjes. Vandaag wel? Ik bleef zoeken, nog een keer in mijn tas gekeken, nog een keer de tas gepakt die ik altijd meeneem naar de raadsvergadering. Die tas heeft (gelukkig) niet zoveel vakjes, dus ik kon snel zien dat mijn pasjes ook niet in die tas verscholen waren.

Mijn handen trilden intussen van de zenuwen. De vragen ‘hoe kan dit nou?’, ‘is er al geld van de rekening gehaald?’ en ‘vind ik de pasjes ooit nog terug?’ spookten door mijn hoofd. Hans bleef meedenken en zocht overal in de kamer en in de gang. Helaas, geen pasjes.

Op een gegeven moment keek ik nog eens in de kast. En wat denk je? Op het rek dat in de kast staat, lag het! Het mapje met mijn pasjes. Op een plaats waar ik dat mapje nooit neerleg. Tot die donderdagavond dus. Het trillen van mijn handen was voorbij. Opluchting kwam er voor in de plaats. Mijn pasjespaniek was weg. Ik kreeg weer energie. Ik kon weer lachen. Ik blij, Hans blij.

En, hoewel het lijkt of dit alles zich heeft afgespeeld in een aantal uren tijd, bleek er pas een kwartiertje voorbij te zijn. Hans belde meteen naar het gemeentehuis dat de pasjes weer gevonden waren. Ik belde mijn interviewkandidate om te vragen of ik alsnog kon komen. Dat kon. Voordat wij begonnen met het gesprek, hadden wij het eerst even, onder het genot van een kop koffie, over mijn pasjespaniek. Daarna was ik helemaal gekalmeerd en kon het interview beginnen. Het was alsof ik bij een oude bekende op de koffie was. Het gesprek liep goed, van het begin tot het eind. Toen ik naar huis fietste wist ik zeker: dit wordt weer een mooi verhaal. En dat is het ook geworden.

Achteraf moet ik nog wel lachen om mijn pasjespaniek. Wat een muts ben ik soms toch ook. Ik weet nu wel zeker dat ik voortaan beter oplet of ik mijn pasjes wel op de goede plaats heb opgeborgen. Dat is beter voor iedereen: voor mijzelf, voor Hans, voor mijn interviewkandidaten en voor de bode van het gemeentehuis!