Het was een mooie woensdagochtend. Genietend liep ik door de prachtige tuin, de plek waar ik moest zijn voor een interview. Het was een beetje lastig om de plek te vinden waar ik exact moest zijn. Er was niemand te zien, dus ik liep maar even rond. Vooral de rust en de ruimte vielen op. Ik had het naar mijn zin, voorzichtig lopend over het gras en om me heen kijkend.
En toen, ineens: daar lag ik. Au! Au! Het gras was harder dan ik daarvoor nog had gedacht. En dat was niet het ergste, tussen het gras lag een grindtegel. Natuurlijk lag die tegel er niet zomaar, er was een paadje gemaakt van die tegels. Maar dat zag ik op dat moment niet. Ik viel keihard op mijn knie. Ik voelde mezelf naar de grond gaan. Mijn eerste gedachte was ‘nee, niet rechts, niet op mijn heup’. Mijn innerlijke stem luisterde gelukkig: ik viel op mijn rechterknie, het deed echt pijn. Maar, toen ik daar lag en mijn knie voelde, was mijn eerste gedachte wel ‘ik heb geen pijn aan mijn heup’. Gelukkig. Dat was het positieve aan mijn val.
Het negatieve was, dat ik niet omhoog kon komen (door allerlei problemen met mijn linkerknie en zenuwbeschadigingen aan mijn voeten is omhoog komen van de grond lastig of in ieder geval erg moeilijk). Ik pakte mijn telefoon, maar ik zag, door de zon, het schermpje niet. Probeerde het nog eens, maar ik kon het contact dat ik wilde bellen niet zien en dus niet vinden. Wat nu?, ging er door mijn hoofd. Niks. Balen. Pijn. Boos. Verdrietig.
Ineens stond er iemand naast mij, een jonge man. In eerste instantie had ik geen idee waar hij vandaan kwam. Hij wilde mijn helpen om omhoog te komen. Maar ik vind zoiets eng, probeer het liever zelf. Ik heb de man gevraagd om een stoel voor mij te zoeken, zodat ik mij aan die stoel op kon hijsen. Dat deed hij. En het lukte uiteindelijk, met de stoel en zijn hulp, om omhoog te komen. De man zette mij op de stoel neer en vroeg of ik pijn had. Op dat moment viel dat nog wel mee. En, toen ik weer een beetje terug was op de wereld, zag ik een grote vrachtwagen staan met kozijnen en glas: de man kwam spullen afleveren. Hoe kan ik het niet gemerkt hebben dat die wagen er aan kwam? Geen idee. De chauffeur was in ieder geval mijn reddende engel die dag!
Nadat ik even gezeten had, heb ik Hans gebeld. Die kon natuurlijk niks doen, maar ik bedacht dat hij dan in ieder geval al wist dat ik gevallen was. Natuurlijk was hij niet blij, ik ook niet trouwens. Na dat telefoongesprek ben ik voorzichtig opgestaan en ben gaan zoeken naar een deur of naar degene met wie ik een afspraak had. Die kon ik beide niet vinden. Het scherm van mijn telefoon was inmiddels weer zichtbaar en ik kon degene bellen met wie ik een afspraak had. Zij was niet thuis, deed even een boodschap, maar zou over vijf minuten terug zijn. Dat heb je als je bijna altijd te vroeg bent op een afspraak. Ik ben weer terug gegaan naar de stoel en heb daar gewacht op mijn afspraak. Zij zorgde snel voor een heerlijke kop koffie, met een lekker koekje (omdat zij koekjes was gaan halen, was zij er niet toen ik aan kwam).
Het interview verliep prima, lekker in een grote tuin, in de zon. Die tuin is trouwens onderwerp van een artikel dat deze week in de krant staat, de Worteltuin. Wel grappig, die wortels. In eerste instantie denk je aan een tuin met allemaal wortels. Niets is minder waar: het draait bij een Worteltuin om het wortelen met je familie (lees daar meer over in het artikel). En ook grappig, tenminste die relatie legde ik: een Worteltuin in het schoon en onvolprezen Peejenrijk Hoe mooi kan het zijn?
De wortel bleef die dag een rol spelen. Toen Hans en ik die avond gingen eten in ons favoriete restaurant, kregen wij, bij één van die gerechten, één wortel geserveerd. Hoe toevallig kan het zijn? De wortel (of in ieder geval het woord wortel) heeft die dag een hoofdrol gespeeld. Het was trouwens een lekkere wortel. De dag die begon met een prettig bezoek aan de Worteltuin eindigde met het eten van een wortel in ons favoriete restaurant. Beter kan een dag niet aflopen, toch?
En mijn knie? Die is gekneusd bleek de volgende dag na een doktersbezoek. Nu, een paar dagen later, zie ik allerlei kleuren blauw. En ja, soms doet mijn knie ook nog pijn. Het positieve hierbij is nog steeds: mijn heup is nog heel!