Maandagochtend elf uur, een prachtig weer vandaag. Een kus en “Tot vanavond”. Mijn lief en ik hebben voor de rest van deze dag een leven apart. Hij gaat met met vrienden op pad, ik kies ervoor om straks naar een terras te gaan, maar dan alleen. Lekker rondkijken in m’n uppie, dingen zien op mijn eigen manier. Zonder woorden. Soms kan ik me daarvan te pletter genieten. Vandaag is zo’n dag. Ik stap in de auto en rijd naar het gezellige Breda.
Ik installeer me strategisch op de hoek van een snel drukker wordend terras en pak mijn kladblokje. Vier mannen die overmatig veel kilo’s vlees op de botten hebben komen, gepropt in te strakke mouwloze hemdjes, net iets te dicht bij mij zitten. Ik zie van dichtbij barbaarse plukken haar op hun bovenarmen en onder de oksels. Met zekerheid durf ik te zeggen dat het bestaan van deodorant hen totaal is ontgaan. Ik bedwing mijn neiging tot vluchten en blijf zitten. Mijn brein ziet in deze mannen ineens de kudde ontsnapte Shreks waar de Efteling al een tijdje naar op zoek is. Hier kan ik wat mee. Kladblok in de aanslag. Eén der Shrekken gaat stoelen jagen. De opper-Shrek roept met het volume van een misthoorn zijn vriend na. “Hé, ook extra stoelen voor de meisjes.” Hé sprokkelt aan de andere andere kant van het terras nog twee stoelen bij elkaar en hoort hem niet. “Hé! Hé!” Nog maar een keer oorverdovend roepen, nu met armzwaaien erbij, maar tevergeefs. Dan draait hij zich om naar mij en buldert als een orkaan: “Kan ik deze stoel pakken?” Zowat omvergeblazen knik ik, raap mijn kladblokje van de grond en breng mijn haar weer terug in model. Hé is terug met de twee buitgemaakte stoelen en ploft naast zijn grote vrienden neer. Hij veegt het gutsende zweet van zijn voorhoofd af met de onderkant van zijn krappe hemdje waarbij de omvang van zijn grote bleke buik niet geheim blijft. Huuu, kan dat niet anders? De Shreks vergaderen alvast luidkeels over de menukaart en wat de meisjes zouden lusten, en hoeveel. Onbedoeld krijg ik mee dat zij in ieder geval ruim voldoende gaan bestellen. Als dit allemaal gegeten moet worden verander ik Shrek in Shrok. Er zitten gewoon Shroks voor mij en hun vrouwen moeten nog komen. En daar zijn ze al. Ook zij zijn alle vier echt niet van de schriele en sluiten in alle opzichten goed aan bij de mannen. Gillende vreugde bij het weerzien en hun wederzijdse welkomstgroet doorbreekt de geluidsbarrière, maar niemand van de Shroks ziet ergens aanleiding om het wat minder te doen. Na lang en luidruchtige zoenen gaan ze eindelijk zitten. Er blijkt een stoel te weinig. Nog net geen paniek, de opper-Shrok offert zich op en blijft staan. Recht voor mijn neus en met zijn rug naar mij toe. Hij is van alle kanten zo groot, zo veel, dat ik alleen nog maar de zijn enorme blauw geruite korte broek kan zien. Waar die bips in zit. Dit wil niemand, en als eerste ík niet. Als ik opsta voel ik me een nietige kabouter. Ik loop om Shrok heen en van onderaf roep ik naar boven “Neem mijn stoel maar, ik ga weg.” “Bedankt!” Buldert hij terug en ik neem snel de benen. Naar het Mastbos. Hier maak ik, zittend op een lage boomstronk, in alle rust dit verhaal af.