Soms zijn er van die dagen dat je onderweg, al dan niet met hond, dingen meemaakt en mensen tegenkomt die een glimlach op je gezicht brengen of die ervoor zorgen dat herinneringen naar boven komen.

Zo liep ik op een mooie zomeravond naar huis na een interview. Het weer was prachtig, ik had een zomerjurk aan—dat kon toen. Ik kwam een man en een vrouw tegen die hun hond uitlieten. De hond wilde aandacht en bewoog haar koppie zo, dat ze met haar kop onder mijn jurk terechtkwam. We moesten lachen. De man vond dat de hond dat niet mocht doen. De vrouw dacht er anders over, want zij wist dat ik zelf ook een hond heb. Vervolgens maakte zij de opmerking dat hun hond op haar man leek, omdat de hond met haar koppie onder mijn rok kwam... Ik wist even niet wat ik moest zeggen. De man wél: “Ik denk dat ik dit ga ontkennen,” zei hij verbouwereerd. Ik ben met een grote glimlach op mijn gezicht naar huis gelopen. En nu, als ik nog eens langs de plek kom waar dit voorval plaatsvond, moet ik nog steeds lachen.

Een andere keer kwam ik, ook na een interview, iemand tegen die mij wel heel indringend aankeek. Bij mij ging geen lichtje branden, bij die man wel. Hij wilde zeker weten wie ik was en vroeg mijn naam. Ik gaf hem antwoord en hij vertelde dat hij vroeger bij ons in de buurt woonde. Toen ging bij mij een lichtje branden. De man woonde niet alleen bij ons in de buurt, hij zat ook bijna elke dag in de bus van Tilburg naar Dongen, aan het eind van de dag. Hij werkte bij V&D en had een flamboyante manier van optreden. Als hij de bus in kwam, waren de dames met wie ik zat te kletsen na een drukke werkdag altijd blij. Misschien waren er zelfs een paar bij die stiekem verliefd op hem waren. Zo kwamen herinneringen van jaren geleden opeens naar boven op een zonnige zomerdag.

Tijdens een wandeling met Iwan, ergens in september, ontmoette ik niemand, maar hoorde ik iemand. Een man was binnen kerstliedjes aan het zingen. Wel een beetje vroeg, vond ik in eerste instantie. Toen ik nog even nadacht, snapte ik het wel. De man is lid van een koor en was alvast aan het oefenen voor de komende kerstconcerten. Grappig, zo op de vroege ochtend, bijna drie maanden voor Kerstmis!

Het volgende voorval gebeurde al wat langer geleden. Het was, achteraf, een bijzondere ontmoeting met iemand die ik nu nog regelmatig tegenkom. Hans en ik zaten wat te eten ‘bij ons aan de overkant’. Het was best druk. Aan de tafel naast ons zat een gezin met twee kinderen. Hans en ik praatten wat over het Weekblad Dongen, over de raad(svergaderingen) en nog heel veel meer. Op een gegeven moment kreeg Hans ineens bier over zich heen. Dat kwam van de tafel naast ons. De moeder van het gezin wilde aandacht geven aan een van haar kinderen, maar zij vergat dat zij een glas bier in haar hand had. Dat bier vloog uit het glas en kwam bij Hans terecht. Het glas bleef gelukkig leeg en de schade was beperkt. Wij konden er allemaal hartelijk om lachen. De vrouw kreeg van mij meteen de bijnaam ‘de biergooier’. Zo weten Hans en ik altijd over wie wij het hebben. Ik kom de dame, tot mijn genoegen, nog regelmatig tegen. Een tijdje terug heb ik haar verteld wat haar bijnaam is. Zij kon er gelukkig ook om lachen. En ik heb beloofd dit verhaal ooit in een column te zetten. Bij deze!

O ja, er schiet me nog een ontmoeting te binnen. Toen ik nog werkte (ik werk nu ook nog, zou je denken, maar toen ik nog in loondienst was), stond ik elke morgen vroeg op. Gelukkig hoeft dat nu niet meer. Tijdens mijn ontbijt keek ik af en toe naar buiten. Ik zag een paar keer per week een dame wandelen. Zij liep bij ons tot de hoek en draaide dan om, want ik zag haar in korte tijd twee keer voorbij lopen. Eén keer trok ik de stoute schoenen aan en vroeg haar waarom zij maar tot de hoek liep en dan omdraaide. Zij vertelde dat zij last had van haar rug en dat haar man een wandeling van een bepaalde lengte voor haar had uitgestippeld. Die wandeling liep zij elke dag. Helaas is haar man overleden. Ik ontmoet de dame nog steeds. Wij komen elkaar op verschillende plekken tegen en maken regelmatig een praatje. En, als zij langs ons huis komt, zwaait ze ook naar Hans.

Sommige ontmoetingen zijn wat minder spectaculair, maar wel leuk, zoals de twee mannen die ik regelmatig tegenkom als ik met Iwan loop. De mannen lopen elke dag een rondje door de Dongense straten, net als ik. Als we elkaar tegenkomen, zeggen we elkaar altijd gedag. Soms is er tijd voor een praatje, meestal niet. Een andere man kom ik al elf jaar tegen tijdens de wandelingen met Iwan. Maar die man houdt zijn mond al elf jaar stevig dicht.

Zo kan ik een heel Weekblad vullen met verhalen over al dan niet bijzondere ontmoetingen. Dat ga ik niet doen. Ik vind het leuk om mensen tegen te komen en een praatje te maken.