Hans en ik waren vroeger echte carnavalsvierders. Helaas is carnaval vieren de laatste jaren, door allerlei omstandigheden, niet meer mogelijk. Met een glimlach kijk ik, samen met Hans, terug op de mooie periode van leut, lol, hossen en plezier.

Toen wij elkaar nog niet zo lang kenden, gingen Hans en ik zeker drie, maar soms ook vier dagen carnaval vieren: in de Dongense cafés, bij De Cammeleur, bij De Salamander, noem maar op. En het was altijd leuk. Een moment dat wij nooit meer vergeten, is er een tijdens het Veteranenbal in de oude Cammeleur. Wij zaten op een bankje in de gang, bij de doorgang naar de grote zaal. Op de vraag wat wij daar deden, vertelden wij dat wij op de bus zaten te wachten. De reacties van de mensen waren geweldig. Sommigen keken ons aan alsof we gek waren (dat klopt misschien ook wel een beetje), anderen vertelden ons precies waar de bushalte aan de Mgr. Schaepmanlaan was. Wat hebben we gelachen die avond. Een ander moment, ook tijdens het Veteranenbal, maar ook de carnavalsdagen daarna, was toen het thema van het Veteranenbal ‘kermis’ was. Ik heb de hele avond rondgelopen met een grote lila knuffelbeer, gekleed in een roze regenjas met roze handschoenen en een tasje bij mij met spekjes (want voor mij horen spekjes bij de kermis). Soms was het lastig om door de zaal te lopen met dat onhandige grote knuffeldier, maar ik heb het de hele avond volgehouden. Een ook de andere dagen, als we ergens een kroeg binnengingen, nam ik het lila beest mee.

Hoogtepunt tijdens carnaval was (dacht ik) de maandagavond. Dan traden er bandjes op in de foyer van De Cammeleur. De organiserende vereniging zorgde altijd voor blokjes kaas en stukjes worst, echt geweldig. Ook op maandagavond was er in De Salamander een optreden van het Smartlappenkoor. Het was een lastige keuze, dus we gingen naar beide evenementen. Toen was er nog geen carnavals-touringcar die voor vervoer zorgde van de ene naar de andere locatie, dus we moesten lopen. En dat ging toen nog best goed. Vanuit De Salamander gingen wij naar huis, binnendoor, het ‘heuveltje’ op dat vanuit Stoomweide naar Stoomberg liep. Het werd een hele reis: drie stappen vooruit, één stap terug: het lopen ging niet zo heel goed meer na een aantal glazen bessen met ijs. Uiteindelijk haalden we toch het heuveltje. Bovenaan gekomen vroeg ik aan Hans om een taxi te bellen die ons naar huis zou kunnen brengen. En wat denk je? Hij deed hij niet. Ik moest het hele stuk, vanaf Stoomberg, helemaal naar huis lopen. We kunnen er nu nog om lachen.

Leuk waren ook altijd de carnavalszondagen bij ons thuis. Onze zwager speelde toen in de Hofkapel en het was op zondagmiddag altijd feest. De krat bier stond, met opener, buiten naast de poort en de leden van de Hofkapel wisten het bier wel te vinden. Het was altijd gezellig druk, iedereen kwam langs. We hadden chips met dipsaus en aten soep na de optocht. Op een gegeven moment stond onze zwager op tafel trombone te spelen. De visite ging in polonaise door de kamer. Later werd het parcours van de polonaise uitgebreid: kamer, keuken, via de achterdeur en de poort naar buiten en door de voordeur weer naar binnen. Op een gegeven moment waren er zoveel mensen binnen, dat wij niet eens meer iedereen kenden. En ook grappig was, dat één man, die toen niet zover bij ons vandaan woonde, altijd met carnaval iets kwam drinken bij ons. Hij kwam nooit op visite, maar wel met carnaval en soms viel hij zelfs op de bank in slaap.

O ja, een leuke traditie in die tijd van de carnavalsstichting was theelichtjes in de brievenbus stoppen bij mensen die in het centrum woonden. De Lampjesoptocht bestond nog niet in die tijd en Manneke Pee werd, in een droeve optocht met sereen trommelgeroffel, naar het Wilhelminaplein gebracht om daar te worden ‘begraven’. De vraag van de carnavalsstichting was om dinsdagavond, als de optocht langskwam, het theelichtje aan te steken en de rest van de verlichting in je woning uit te doen., Dat deden wij dus ook. Maar wij brandden niet één theelichtje, maar zetten een hele rij lichtjes voor ons raam. Als de optocht dan uit de Tramstraat onze straat in liep, was ons raam stralend verlicht en dat was leuk om te zien.

Met plezier kijken Hans en ik terug op de mooie herinneringen en er zijn nog een heleboel herinneringen die wij koesteren. De laatste jaren trekt carnaval, letterlijk, aan ons voorbij. Wij kijken nog wel naar de optocht, als het weer dat toelaat. Het plezier in die optocht wordt de laatste jaren wel een beetje verpest door een groepje mensen die, gewapend met een grote geluidsbox, heel veel lawaai maken tegenover ons huis. Zij wonen niet eens in onze straat, maar zij komen elk jaar weer met een hele groep: zij zetten statafels, bier en geluidsboxen met keiharde muziek neer op het terras van de horecagelegenheid aan de overkant. Sommigen hebben grote koptelefoons op om het lawaai dat zij zelf maken niet te hoeven horen. De muziek gaat alsmaar dreunend door. Vorig jaar was die muziek zó hard, dat die zachter moest als de optocht voorbij kwam, anders was de muziek uit de optocht niet meer te horen. Wij waren niet zo blij met dat lawaai en hebben dat ook laten weten aan het groepje. Het ontaardde in pestgedrag van hun kant, met het draaien van vervelende muziek en gillen bij ons voor het raam. Daarom nam ik dit jaar, ver voor carnaval, contact op met de wijkagent om te vragen of ik iets aan dat lawaai zou kunnen doen. Helaas heeft de politie geen taak tijdens de optocht. De wijkagent verwees mij naar de boa’s, de boa’s verwezen met naar de carnavalsstichting en die stichting verwees mij weer door naar de boa’s. Zo werd ik van het kastje naar de muur en van de muur naar het kastje gestuurd. Ik kan blijven lopen maar kom niet verder. Jammer. Dit jaar leek het erop dat de lawaaimakers wegbleven. Helaas, rond drie uur kwam de groep weer aan met de apparatuur. Het lawaai was weer als vanouds. Gelukkig werd de stekker er dit jaar eerder uitgehaald en keerde de rust terug. En nee, hopelijk niet volgend jaar weer!

Het kijken naar de optocht was dit jaar een feestje wat het weer betreft. Een stralende zon en een mooie blauwe lucht. De optocht duurde en bleef duren, het leek wel alsof er alleen gaten meeliepen. Het kan natuurlijk zijn dat die gaten ontstaan zijn, omdat er, tijdens de optocht, een ambulance uit moest rukken. Als dat de oorzaak van alle gaten was, is dat erg jammer voor de deelnemers aan de optocht, die zo hard gewerkt hebben om er ook dit jaar weer iets moois van te maken. Wij hebben uiteindelijk de hele optocht uitgekeken en gelukkig waren er toch nog wat mooi wagens en groepen te zien (en niet te vergeten: de individuelen) Tegen half zes zondagmiddag waren we weer binnen.

Nu is het maandagochtend half elf. Vanmorgen tijdens het uitlaten van Iwan zag ik de winnende groep van Pr. C.V. Astmarkwatsis met hun creatie ‘Saome speult ut mooist’. Als ik het zo bekeek, hebben zij het behalen van hun eerste prijs zondag nog goed gevierd!